Wim Sonneveld Wim Sonneveld - Als ik denk aan al die jaren

Als ik denk aan al die jaren
Jaren dat we samen waren
Altijd samen jij en ik
Als ik denk aan ons verleden
Hoe we alles samen deden
Word ik stil een ogenblik
En ik denk

Ja, dan denk ik aan die meiden die ik nooit heb kunnen krijgen
Omdat jij me in de weg zat en dan denk ik bij m'n eigen
Aan die wilde avonturen die ik steeds moest laten schieten
Omdat jij dan zat te wachten met een schaaltje rooie bieten
Aan die keer dat ik op reis ging en Margot mijn bed zou delen
O, Margot zo welgeschapen om het overspel te spelen
Maar ik kreeg die blindedarm en in plaats van wilde nachten
Zat jij met een bossie tulpen in het ziekenhuis te wachten
Want jouw streep liep altijd door mijn seksuele rekening
Lieveling, lieveling, lieveling

Als ik denk aan ons verleden
Hoe we alles samen deden
Alles samen jij en ik
Als ik denk aan al die dingen
Maken die herinneringen
Mij heel stil een ogenblik
En ik denk

Hoe ik steeds als jij in zee ging in een strandstoel zat te hopen
IJdele hoop want jij kwam altijd weer de golven uitgekropen
En dan denk ik waarom moeten anderen toch altijd boffen
Want jij staat toch ook te koken en jouw gas kan ook ontploffen
En ons huis heeft toch ook trappen waar de loper los kan raken
Waarom wil geen tram of auto ooit bij jou eens brokken maken
Maar jij bent niet stuk te krijgen, helder staat me dat voor ogen
Jij wordt later opgegraven door verbaasde archeologen
Onbeschadigd, onveranderd, als een prehistorisch ding
Lieveling, lieveling, lieveling

Maar dan zijn er van die nachten
Dat die bittere gedachten
Al die weerzin, dat verwijt
Mij zo vreselijk berouwen
En dan ben ik niet te houwen
Want dan breekt mijn hart van spijt
Bittere spijt

Spijt dat ik met jou getrouwd ben dat ik dacht het zal wel lukken
Nou ik weet het je kan beter de Vierdaagse doen op krukken
Spijt dat ik niet heb geluisterd naar mijn broers die toen al zei'en
Man je kan veel beter trouwen met een vrachtauto vol keien
Spijt dat ik niet van de centen die jij na mijn dood zult vangen
Alle meiden van de wallen met bijous heb volgehangen
Ik heb spijt dat ik zo'n sul was dat ik nooit ben weggelopen
Maar toch tegen beter weten op verandering bleef hopen
Ik bleef nog op gratie hopen toen ik al aan de galg hing
Lieveling, lieveling, lieveling